Mensen raken bonnetjes kwijt. Dat gebeurt nou eenmaal. Een van mijn beste vrienden verloor ooit een bonnetje en moest daarna vier maanden revalideren omdat hij toch met alle geweld zijn jas terug wilde van de garderobejuffrouw. Veel nachtclubportiers zijn daarvan niet gediend.
Nog niet zo lang geleden heb ik me wezenloos gezocht naar de kassabon van mijn MacBook. Na anderhalf jaar vlekkeloze dienst deden plotsklaps horizontale strepen hun intrede op het beeldscherm. Bovendien maakte de laptop onheilspellende geluiden, liefst in het holst van de nacht, waardoor de honden aansloegen en buren in vale badjassen op malle pantoffels op onze deur bonsden.
Bonnetjes zijn van levensbelang in dergelijke situaties. Met bonnetjes krijg je garantie, bonnetjes zijn handig om het eetbare ondergoed dat je op je trouwdag krijgt te ruilen en bonnetjes zijn de beste manier om een parkeerplaats te verlaten zonder elke keer een slagboom van zijn sokkel te moeten rijden.
Bonnetjes zijn het symbool van onze ordelijke, administratieve maatschappij. Ik bewaar altijd alle bonnetjes. Ze geven me een gevoel van veiligheid. Ik leg ze in een la, onder een oesterschelp die in een bepaald licht als twee druppels water lijkt op Bonnie St. Claire. Het kostte me een halve middag zoeken en sorteren, maar zo kreeg ik mooi wel mijn Mac gratis gerepareerd.
Veel mensen krijgen wekelijks tientallen bonnetjes. Na twee weken past je portemonnee niet meer in je kontzak, van al dat papier. Kassabonnetjes. Bedragen variërend van 2 tot 200 euro, voor boodschappen, benzine, sigaretten en whisky. Zo gaat dat in onze maatschappij. Alles wit, legaal en geregistreerd.
Desondanks lukt het maar niet me een voorstelling te maken van dat bonnetje van Opstelten en Teeven. Een bonnetje van 4,7 miljoen, dat is immers wel andere koek – zelfs in guldens.
Ik probeer hem me voor te stellen, die Teeven, op een koude herfstmiddag in een verlaten parkeergarage in Amsterdam Zuidoost. Hij heeft net een koffer vol bankbiljetten overhandigd aan Cees H., die met een grote grijns achter het stuur van zijn verlaagde BMW kruipt. Even verderop wacht Opstelten naast zijn dienstauto op de Officier van Justitie.
‘Fred!’ roept de Rotterdamse burgervader in een zeldzaam moment van waakzaamheid. ‘Heb je wel een bonnetje gevraagd?!’
‘O, kut!’ roept Teeven, en hij rent naar de auto van Cees, die net de motor heeft gestart en aanstalten maakt om weg te rijden. Teeven tikt op het raam. Cees kijkt hem wantrouwig aan.
‘Doe open man!’ brult Teeven. ‘Je mag dat geld echt houden!’ Dat Cees geen gordel draagt is hij op dit moment ook bereid door de vingers te zien.
Met tegenzin laat H. zijn raampje zakken. ‘Wat moet je dan, eikel?’
‘Ik wil een bonnetje!’
Dat Cees de beroerdste niet is, dat weten we intussen. Hij rommelde wat in een tas op de bijrijdersstoel, haalde daar een kleine zakkassa uit, sloeg 4,7 miljoen en 28 cent aan en overhandigde het bonnetje aan Teeven, die er opgelucht mee naar Opstelten zwaaide.
Dat is intussen 15 jaar geleden. Ik moet mijn bonnenlaatje thuis al twee keer per jaar legen, omdat het anders uitpuilt. Dat zal op het ministerie van Veiligheid en Justitie niet anders zijn. Als je dat niet regelmatig doet, dan wordt het een rommeltje. Teeven en Opstelten begrijpen dat nu pas. Maar die hadden vast ook geen oesterschelp die lijkt op Bonnie St. Claire.
Tim Notten
Latest posts by Tim Notten (see all)
- Bekentenis aan Zwarte Piet: Ik zat fout - 5 december 2015
- Bonnetjes en oesterschelpen - 10 maart 2015